De rede van Erik Borgman
Erik Borgman
Een gewonde stad
Samenleven met COVID-19 in Utrecht
Miniconferentie Utrechts Platform Levensbeschouwing en Religie
25 november 2020 – Geertekerk
1.
Gewond, dat zijn wij! De afstand die wij moeten bewaren en de gaten die er zo tussen ons ontstaan, terwijl we toch samen willen zijn en geen losse verzameling van individuen: het maakt ook hier concreet zichtbaar dat wij gewond zijn. En de mondmaskers die we moeten dragen – nu even niet omdat we op onze plaats zitten, maar weer wel zodra we door de ruimte bewegen – de mondmaskers laten zien dat we kwetsbaar worden door elkaars kwetsbaarheid. We zien er allemaal een beetje uit als dokters en verplegers, maar we zijn allemaal patiënten.
Zoals u waarschijnlijk allemaal weet heeft paus Franciscus kort na zijn aantreden in 2013 gezegd dat de kerk zou moeten zijn als een veldhospitaal op het slagveld. Hij gaat er uiteraard niet over, maar ik ben er vrij zeker van dat dit wat hem betreft ook geldt voor de tempel, de moskee en de synagoge. Wie hat in 2013 kunnen denken hoe letterlijk dit waar zou worden, in ieder geval dat slagveld. Er vallen alom en op heel verschillende manieren slachtoffers – mensen worden ziek, mensen verliezen hun baan, mensen raken geïsoleerd, mensen die toch al kwetsbaar zijn raken de grip helemaal kwijt, worden wanhopig, plegen zelfmoord – en als religieuze mensen geloven dat hun geloof betekenis heeft dan moet dat blijken onder deze omstandigheden, als onderdeel van deze omstandigheden. Want we staan er niet buiten. Een veldhospitaal is deel van het slagveld, een religieuze of levensbeschouwelijke gemeenschap is deel van de wereld te midden waarvan zij leeft en gelooft. We zijn allemaal gewond, al is het niet op dezelfde manier.
Misschien zouden wij dat om te beginnen veel explicieter moeten toegeven. Zeggen dat de situatie ons pijn doet, laten weten dat wij uit het veld geslagen zijn, duidelijk maken dat wij net zomin als anderen weten wat we van de situatie moeten denken, hoe we haar kunnen begrijpen en wat we eraan zouden kunnen doen. Misschien moeten wij veel explicieter duidelijk maken dat er bij ons ruimte is voor die pijn en voor dat niet-weten, of beter: dat er ruimte voor is bij God van wie of het goddelijke waarvan wij ons in dienst weten, in de kosmos of hoe wij het ook willen noemen. Onze eerste taak is onder huidige omstandigheden misschien wel: bidden en ruimte maken, ruimte bieden voor meditatie.
In het Huis van Dominicus in Oog in Al hebben we in maart, toen de impact van de coronapandemie enigszins duidelijk begon te worden, ervoor gezorgd dat de Mariakapel de hele dag en zeven dagen per week open was. De kaarsen waren bij wijze van spreken niet aan te slepen en de gebeden vulden in rap tempo het intentieboek. We moesten flink zijn, van de minister-president en van onzelf, maar onder Maria’s barmhartige ogen konden mensen de twijfel toelaten of ze dat wel konden. Het is niet mijn bedoeling iemand iets te verwijten, maar het is achteraf gezien eigenlijk wel een gemiste kans dat we als religieuze mensen niet geprobeerd hebben een gezamenlijk gebed te formuleren dat in al onze gemeenschappen en door mensen thuis kan worden gebeden, overwogen en bemediteerd. Dat zou misschien het gebed kunnen zijn dat paus Franciscus op het einde van zijn meest recente encycliek heeft opgenomen en dat bedoeld is voor mensen van verschillende religies. Het eindigt zo:
Open onze harten
voor alle volkeren en naties van de aarde,
opdat wij de goedheid en de schoonheid erkennen
die Gij in ieder van ons hebt gezaaid
en zo banden smeden van eenheid,
gezamenlijke gerichtheid
en gedeelde dromen (Fratelli tutti no. 288).
Want we zijn niet alleen gewond door de gevolgen van COVID-19. De pandemie rijt oude wonden open, jaagt tegenstellingen aan, zweept het verlangen op om de opkomende chaos te bedwingen en voor eens en voor altijd orde op zaken te stellen. Ook hierin delen religies en levensbeschouwingen.
2.
Een slagveld is een plaats van geweld. Een veldhospitaal is een vrije ruimte te midden van dit geweld, een plaats waar het geweld in ieder geval zo lang is opgeschort dat wonden kunnen worden verbonden en kwetsuren de ruimte en de tijd hebben om te genezen. Dit betekent dat een veldhospitaal een plaats van vrede moet zijn, een plaats waar, als het enigszins mogelijk is, mensen niet worden opgelapt om elkaar vervolgens opnieuw te lijf te gaan. Dat kost moeite en inspanning. Immers: strijd wakkert angst aan, angst strijdlust en strijdlust doet de strijd gemakkelijk feller oplaaien.
Gisteren las ik het verbijsterende bericht dat in Frankrijk in de strijd tegen de terroristische aanvallen van de laatste tijd de politie in Albertville in de Franse Alpen vier tienjarige kinderen met een moslimachtergrond in tijdelijke hechtenis heeft gehouden, omdat zij tijdens een les over de vrijheid van meningsuiting terrorisme zouden hebben verdedigd. Ik moest het twee keer lezen om het door te laten dringen: kinderen van tien werden gearresteerd omdat zij tijdens een les over de vrijheid van meningsuiting de verkeerde mening uitten. Hoe geloofwaardig is alle burgerschapsonderwijs dan nog?! Natuurlijk is de moord op leraar Samuel Paty traumatisch voor veel Fransen, en terecht. Maar trauma’s genees je niet door nieuwe trauma’s te veroorzaken.
Open onze harten …
opdat wij de goedheid en de schoonheid erkennen
die Gij in ieder van ons hebt gezaaid
en zo banden smeden van … gezamenlijke gerichtheid.
Gerichtheid op genezing, gerichtheid op sociale vriendschap.
Franciscus van Assisi raadde zijn broeders aan om, als zij zich onder de Saracenen wilden begeven, te belijden dat zij christenen zijn en zich verder daar waar ze zouden komen aan alle menselijke instellingen te onderwerpen ‘ter wille van de Heer’ (Regula non bullata XVI; vgl. 1 Petrus 2,13). Wij zijn op het moment geneigd te denken dat we met een dergelijke opstelling onze ziel verliezen, alles wat ons heilig is. Alsof hij deze tegenwerping kende, wijst Franciscus op het woord van Jezus dat wie zijn ziel wil redden hem zal verliezen, maar dat wie zijn ziel verliest hem zal redden (Lucas 9,24). De bereidheid alles weg te geven en niets vast te houden, om het vervolgens op een ongedachte manier terug te ontvangen, dat is volgens Franciscus van Assisi waar het in het christendom om draait. Ik heb het al een vaker gezegd: als mensen als Thierry Baudet en Geert Wilders echt hun zin zouden krijgen en Nederland zou het christendom werkelijk tot de grondslag van de beschaving maken, zoals zij zeggen te willen, dan zou er geen ruimte zijn voor afweer van andere culturen. Ik ben geen islamspecialist, maar ik lees een vergelijkbare bereidheid om de eigen identiteit op het spel te zetten in Soera 1 van de Koran. In de vertaling van Edward Verhoef:
In naam van God, de barmhartige, de genadevolle.
Lof zij aan God, de Heer van alle schepselen,
de barmhartige, de genadevolle,
die op de dag van het oordeel regeert.
U dienen wij en bij u zoeken wij hulp.
Leid ons op de goede weg,
de weg van hen, aan wie U uw gunst betoont,
niet die van hen op wie u verbolgen bent
en van hen die dwalen.
Het gaat niet om wat wij denken of geloven te zijn en te moeten doen, het gaat om wat God ons laat zijn en ons te doen geeft. Zouden we het er niet over eens kunnen worden dat we om dit te ontdekken elkaar nodig hebben? Dan is het niet genoeg dat wij onze best doen niet uit elkaar gespeeld te worden. Dan moeten wij elkaar actief opzoeken.
3.
In het spoor van Franciscus van Assisi hebben paus Franciscus en de Egyptische groot-imam Ahmad Al-Tayyeb zich in 2019 in Abu Dhabi aan elkaars menselijke instellingen onderworpen ter wille van de Heer. Zij hebben een gezamenlijk document opgesteld waarvan de inleiding als volgt begint:
Het geloof brengt de gelovige ertoe in de ander een broeder of zuster te zien die moet worden gesteund en bemind. Door het geloof in God, die het heelal geschapen heeft, de schepselen en alle mensen – die door Zijn Barmhartigheid gelijk zijn –, is een gelovige geroepen deze broederlijk-en-zusterlijkheid tot uiting te brengen door de schepping en heel het universum te behoeden en elke persoon tot steun te zijn, vooral degenen die het meest in nood zijn en de armsten (Een document over de broederschap van alle mensen voor wereldvrede en het samenleven 4 feb. 2019, no 1).
In naam van de broeder-en-zusterlijkheid, de vrijheid, de barmhartigheid en de rechtvaardigheid en in naam van alle mensen van goede wil, verklaren zij dat zij de cultuur van de dialoog als de weg aannemen, de onderlinge samenwerking als de gedragscode, en het wederzijds begrip als de methode en het criterium (no. 5). Hier wordt verantwoordelijkheid genomen niet alleen om de ander niet te beledigen en te verwonden, maar om de dialoog te zoeken in plaats van te proberen elkaar verbaal te overheersen, de sterke punten van elkaar op te zoeken en elkaar uit te nodigen die sterke punten in te brengen ten voordele van allen, en zo elkaar actief waardigheid toe te kennen.
Zou het niet mooi zijn, ik zou het in ieder geval mooi vinden als wij in de Nederlandse samenleving, als wij in de stad Utrecht iets dergelijks zouden kunnen afspreken: dat religieuze en levensbeschouwelijke gemeenschappen actief voor elkaar opkomen en pleiten voor begrip voor elkaar, in plaats van zo snel mogelijk van elkaar afstand te nemen als er één in het heersende politieke klimaat onder vuur komt te liggen. De vrijheid van godsdienst is één: wat we voor onszelf als recht beschouwen, moeten voor elkaar opeisen als het anderen niet gegund wordt.
De reden hiervoor is wat mij betreft niet dat ik het graag gezellig wil houden en altijd terug zou schrikken voor conflict. Het gaat om zelfkennis. Elke religie weet uit de eigen geschiedenissen dat conflicten gemakkelijk aanleiding worden tot uitsluiting, en uitsluiting snel leidt tot geweld en tot blindheid voor datgene waar de uitgeslotenen voor opkwamen. We weten dus – of we zouden kunnen en moeten weten – dat we elkaar actief moeten opzoeken om zicht te houden op God die altijd groter en anders is dan welke voorstelling wij ook maar van God hebben. Paus Franciscus en imam Ahmad Al-Tayyeb herinneren eraan dat God alle mensen gelijk geschapen heeft in rechten, plichten en waardigheid, en hen geroepen heeft samen te leven als zusters en broeders, de aarde te bevolken en er de waarden te verspreiden van goedheid, naastenliefde en vrede. Dat God verboden heeft mensen te doden, geboden heeft hulp te bieden aan de armen, de ellendigen, de behoeftigen en de uitgeslotenen en op te komen voor wezen en weduwen, voor vluchtelingen en hen die uit hun gezin en land verdreven zijn, voor slachtoffers van oorlog, vervolging en onrechtvaardigheid, voor gevangenen, gemartelden en mensen die in angst leven, zonder enig onderscheid.
Als we het erover eens zouden kunnen worden dat dit inderdaad tot de kern van een religieuze of spirituele levenswijze behoort, dan zouden wij niet elkaar de maat moeten nemen, maar elkaar de ruimte moeten gunnen om dit te doen ieder op onze eigen wijze en voor elkaar daarvoor actief de ruimte vrij moeten maken. Vervolgens zouden wij onszelf de maat moeten nemen: doen wij het goede en doen wij genoeg? Zien wij goed genoeg wat wij zouden moeten en willen doen?
Er is een bekende uitspraak van Jezus, waarin hij retorisch vraagt: ‘Wat kijk je naar de splinter in het oog van de zuster of broeder, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt?’ Vaak wordt dit verstaan als: kijk nu maar liever naar jezelf en matig je geen oordeel aan over iemand anders. De strekking van Jezus’ opmerking gaat echter verder. Hij licht in het evangelie zelf toe: ‘Haal eerst de balk uit je eigen oog, en pas dan zie je scherp genoeg om de splinter uit het oog van de ander te halen’ (Mattheüs 7,4-5; vgl. Lucas 6,41-43). Met andere woorden: om elkaar te helpen beter te leren zien, moeten wij zoveel mogelijk de barrières bij onszelf wegnemen om goed te zien. En die barrières merken we op door te ontdekken wat anderen wel zien en wij zelf niet. Anders gezegd: waar wij elkaar niet begrijpen daar hebben we elkaar niet te bestrijden, daar hebben we iets van elkaar te leren.
4.
Vanuit een spiritueel gezichtspunt gezien, wordt de hedendaagse cultuur getekend door een groot misverstand. Dat misverstand is niet zomaar dat God niet bestaat of dat alle religiositeit op een illusie zou zijn gebaseerd. Dat is wel een misverstand, maar komt zelf voort uit een veel dieper misverstand. Dat misverstand is dat alles in beginsel volledig te doorgronden valt. We weten misschien niet alles, maar we kunnen alles weten; op een dag zullen we alles weten en dan kunnen we onze problemen ook definitief oplossen. Problemen zijn in deze visie overbodig, vragen zijn er om zo snel mogelijk beantwoord te kunnen worden, dan kunnen wij verder met onze echte taak: het verbeteren van de wereld. COVID-19 is in deze visie een obstakel – een groot obstakel – op de weg van de vooruitgang en dat obstakel moeten we zo snel mogelijk uit de weg ruimen door een betrouwbaar, goedkoop en gemakkelijk toe te dienen vaccin te produceren.
Nu bid ik elke dag om een vaccin. Elke dode en elke ernstig zieke is er een te veel, maar de pandemie brengt ook zaken aan het licht en heeft ons iets te zeggen. Wat, dat weet ik ook niet en dat weet niemand; daarom moeten we nu net elkaar en van elkaar leren zien en horen, moeten we dat wat we zien en horen bij elkaar leggen en zo een steeds beter beeld ontwikkelen. Ook al zal er altijd meer te weten zijn, meer te zien en te horen. Want dat is het spirituele wereldbeeld: dat ons leven en de werkelijkheid ons aspecten van zichzelf leren inzien en doorzien, maar dat ons leven en de werkelijkheid tegelijkertijd een mysterie blijven dat we nooit helemaal doorgronden. Er valt altijd meer te weten en te begrijpen en daarbij is ieders inzicht van belang.
Daarom zijn spiritualiteit en religie, anders dan vaak gesuggereerd wordt, een democratiserende kracht. Daarom is de vrijheid van godsdienst essentieel voor een cultuur. Waar godsdiensten en levensbeschouwingen zich niet vrij kunnen uitdrukken en niet vrij zijn om wat zij voor inzichten houden bekend te maken en te proberen anderen van deze inzichten te overtuigen, daar worden vragen van tafel geveegd, antwoorden a prior voor irrelevant verklaard en wordt uiteindelijk aan mensen hun waardigheid ontzegt. Hun ervaringen doen er niet toe.
Als voorbeeld: toen president Emmanuel Macron na de moord op Samuel Paty op 18 oktober niet alleen zei dat dit een aanval was op de waarden van de Franse Republiek, op de waarden van de Verlichting en ‘op de mogelijkheid om van onze kinderen, waar zij ook vandaan komen, vrije burgers te maken’, maar toen hij bovendien aankondigde dat Frankrijk terug zou slaan en zijn regering de dag erna islamitische organisaties verbood en moskeeën sloot, gaf hij impliciet maar overduidelijk het signaal af dat hij zijn islamitische burgers niet als echte Fransen beschouwt. Wat zij te zeggen hebben, is voor hem geen bijdrage aan de vrijheid. De echte vrijheid is de liberté van de Franse revolutie en die komt van de Verlichting zoals die in Franse scholen wordt onderwezen.
Dit hadden de kerken, dit had de katholieke kerk in Frankrijk wat mij betreft moeten signaleren en hiertegen hadden zij moeten protesteren, Dan was hun klacht een stuk geloofwaardiger geweest dat het van overheidswege sluiten van kerkgebouwen voor de eredienst vanwege COVID-19 een aanslag betekent op de vrijheid van godsdienst.
5.
Wij moeten voor elkaars vrijheid opkomen met het oog op het gemeenschappelijk goede: dat is mijn uiteindelijke stelling. Niet alleen ons gemeenschappelijk goede, als religies en levensbeschouwingen, maar het gemeenschappelijk goede van de samenleving. Religies en levensbeschouwingen belichamen heel concreet hoe mensen in het leven staan, wat zij over het leven denken, hoe zij het leven beleven en hoe zij erin laveren en hoe zij zichzelf zien in hun verhouding met anderen. Van daaruit krijgt gemeenschap vorm, niet vanuit regels, vanuit geboden en verboden of vanuit vermeende ijzeren sociale of economische wetmatigheden. Wij leven van het vermogen van mensen om van binnenuit, op de positie waar zij terecht zijn gekomen en waar zij staan, vorm te geven aan hun leven en zo mede vorm te geven aan het samenleven. Samen en in wisselwerking met al die anderen op andere posities.
Het leidt tot grote problemen dat mensen daar steeds minder ruimte voor ervaren. Ze hebben het gevoel dat ze worden geleefd, dat ze voortdurende aangestuurd en beoordeeld worden door mensen die macht over hen hebben op een manier die zij niet doorzien, maar waar ze ook niets kunnen doen. De soms verbijsterende complottheorieën die mensen erop na blijken te kunnen houden, maken duidelijk hoezeer zij hun leven ervaren als niet langer onder hun controle. De woede waarmee zij ineens kunnen reageren maakt duidelijk hoezeer zij zich benadeeld voelen, hoe weinig vertrouwen ze hebben in de toekomst en in hun eigen vermogen iets waardevols aan deze toekomst bij te dragen. Zij ervaren wat de Amerikaanse politieke filosoof Michael Sandel in de titel van zij nieuwste boek noemt: The Tyranny of Merit, de tirannie van de verdienste. Wie achten elkaar en wij achten onszelf alleen de moeite waard als we van waarde blijken te zien voor de samenleving, dat wil zeggen als we waarde toevoegen.
Dat we er een religie of een andere levensbeschouwing op na houden, drukt uit dat wij van waarde zijn, dat het leven van waarde is en dat wij die waarde kunnen cultiveren en er zo aan bijdragen. Sandel herinnert er in zijn boek aan dat de nadruk op verdienste vanuit een christelijk gezichtspunt neerkomt op een ketterij. Naar de oorspronkelijke christelijke overtuiging leven we van genade. We leven omdat ons het leven gegund is en wordt, niet om welke reden dan ook, maar omdat er van ons gehouden wordt. Uiteindelijk door God die deze liefde heeft uitgedrukt in Jezus, maar die liefde van God wordt zichtbaar in de liefde van onze ouders, van onze kinderen, van onze familie en onze vrienden, van onze geliefden.
Elke religie en elke levensbeschouwing getuigt er op haar manier van dat het niet onverschillig is wat er met mensen gebeurt, dat het goed is erbij stil te staan, dat het goed is om aandacht te vragen voor onze ongemakken twijfels. Religies en levensbeschouwingen drukken op eindeloos verschillende en niet zelden paradoxale manieren uit dat wij uiteindelijk niet in een betekenisloos, onverschillig en leeg universum leven. Wat wij meemaken resoneert – met een term van de Duitse socioloog Hartmut Rosa – wordt meegedragen en kunnen we zo delen en uit handen geven – juist ook religies en vormen van spiritualiteit die aanmoedigen tot onthechting van jezelf veronderstellen dat die onthechting betekenis heeft.
Als er tegenwoordig, juist ook in deze coronacrisis, gewezen wordt op het belang van zingeving, dan wordt er in feite gewezen op het belang van religie en levensbeschouwing. Niet dat religie en levensbeschouwing zin kunnen geven: wat geen zin heeft en wat als zinloos ervaren wordt, krijgt geen zin omdat ik er een zin voor bedenk. Religies en levensbeschouwingen zijn van belang omdat ze het leven als zinvol weten te ontvangen en er vervolgens een zinvolle reactie op weten te geven. Om dat vermogen moeten wij elkaar eren en waarderen en opkomen voor elkaars vrijheid. Want geen enkel antwoord op wat als waardevol ervaren wordt is a priori onzinnig en een zinvol antwoord kan uitsluitend in vrijheid worden gegeven. Religie en dwang verdragen elkaar niet: geloof mij, als christenen en als katholieken, als dominicanen hebben we het geprobeerd, maar echt, het werkt niet.
6.
Veel van de betekenisvolle antwoorden op de ervaring dat het leven een betekenisvolle vraag stelt, drukken zich uit in dienstbaarheid, in zorg en toewijding: voor andere mensen, voor de omgeving waar de betekenis van het leven aan het licht kwam, voor plaatsen die er op welke manier dan ook op lijken en de dingen die deze plaatsen kleur geven.
En daarmee ben ik bij hetgeen waarop u misschien vanaf het begin dacht of zelfs hoopte dat ik erop zou inzoomen: het feit dat religieuze en levensbeschouwelijke gemeenschappen zich bovengemiddeld inzetten voor de samenleving, vrijwilligerswerk verrichten, zich richten op herstel van wat beschadigd is en op het verbinden wat gebroken is. Dat is zo, maar het is gevaarlijk om dat al te zeer en vooral al te snel te benadrukken. Dan buigen wij ons onder het juk van de verdiensten, dan vinden wij onszelf van belang om wat wij opleveren. Terwijl het precies andersom is: wij zijn van belang en daarom leveren we iets op. Religie is geen vorm van sociaal kapitaal, een levensbeschouwing produceert geen sociale cohesie. Zoals de bakker en de boerin geen bijdrage leveren aan de economie, maar voor voedsel zorgen zodat wij kunnen leven. De economie is niet de essentie, de economie is een bijproduct.
Dat hebben wij steeds opnieuw te leren en wij moeten opkomen voor elkaars vrijheid om dat op uiteenlopende manier aan mensen te leren en zo ook aan onszelf. Dat we van betekenis zijn wat er ook gebeurt, dat als wij thuis moeten blijven dat niet betekent dat wij van onze betekenis beroofd zijn, maar dat onze betekenis zich op een nieuwe manier moet uitdrukken. Op de plaatsen die wij, zoals wij hier zitten, vertegenwoordigen, hebben we nieuwe uitdrukkingsvormen gevonden en we zouden zo dadelijk kunnen delen wat wij gevonden hebben en waarom dat volgens ons van belang is.
‘Zorgen voor elkaar is de enige goede manier om deze tijd goed door te komen’ las ik vanmorgen in een interview met psychiater Dirk De Wachter. ‘Verbonden zijn, zo nabij mogelijk zijn’ (https://www.hetgoedeleven.nl/artikelen/dirk-de-wachter-juist-de-vreemde-moeten-wij-straks-weer-de-hand-schudden). Het is de enige goede manier om welke tijd dan ook door te komen, maar het is de moeite waard om te kijken hoe wij dat de afgelopen tijd hebben gedaan: elkaar niet mogen vasthouden, maar elkaar ook niet loslaten. Omdat dit laatste niet mag, omdat wij steeds weer leren dat dit niet kan en hoeft: van anderen, van elkaar, van de wereld die ons gegeven is. In naam van God, de barmhartige, de genadevolle.